|
Hello boys
In het aprilnummer (2008) van haar eigen maandblad stelt Linda de
Mol vast dat haar borsten de laatste jaren zeker vier centimeter
zijn gezakt. Inderdaad, kijk maar eens naar tienermeisjes en zie
hoe hoog die borstjes zitten. Linda heeft nog geluk gehad. Als ik
mezelf bekijk, moet ik tot mijn gêne vaststellen dat de mijne
wel tien centimeter zijn gezakt. Maar hoe erg is dat eigenlijk?
Als ik in de Linda al die (blote) borsten zie, sommige heel klein,
sommige reusachtig, ben ik als vrouw van zekere leeftijd zelfs heel
tevreden met mijn mooie 85C. Nog groter zou alleen maar lastig worden,
met kleren kopen, met sporten – en niet te vergeten met die
hinderlijke mannenblikken.
Sommige mannen kijken het eerst naar vrouwenborsten, voor ze verder
denken. Dat zijn de zogenaamde tietenmannen. Er bestaan ook mannen
die meer liefhebber zijn van grote billen. Sommigen zijn zelfs zulke
hevige kontenmannen dat ze uitsluitend smachten naar, in mijn ogen
te dikke, zwarte vrouwen (maar dit terzijde).
Vroeger, in de jaren zeventig, liep ik het liefst zonder. Niet alleen
omdat het toen de grote mode was (ik was een echte hippie), maar
ik had ook bijna niets om in een eventuele bh te stoppen. Toch was
ik als broodmagere twintiger erg tevreden met mijn tienerborstjes
75A – en de jongens die achter mij aan zaten ook. Pas jaren
later besefte ik dat ze ongemerkt groter waren geworden, toen ik
op een dag samen met een vriendin de potloodtest deed (als een potlood
eronder blijft zitten, heb je ‘hangers’) en geschrokken
vaststelde dat ook een hockeystick er niet tussenuit viel. Vanaf
dat moment ben ik een bh gaan dragen.
Blijft de vraag of je wel of niet je decolleté moet inzetten
in de strijd om professionele erkenning. Een discussie die –
met de zomer voor de deur – weer eens opleeft. Ik zou denken
dat het bij werk om je hersens gaat en niet om je borsten. De grote
emancipatievraag is immers: hoe word je one of the boys?
Helaas schiet de logica hier te kort. Bij sollicitaties wordt nog
steeds de mooiste gekozen. Mannen zouden onbewust denken dat het
aantrekkelijkste meisje ook de beste collega kan worden (een hoofdredacteur,
nu overleden, placht te zeggen: ‘Bij gelijke geschiktheid
hebben lekkere wijven de voorkeur’). En ook bij promoties
zou de mooiste betere kansen maken. Daarom zetten vrouwen dus graag
hun boezem in. Zelf was ik ook niet de lelijkste en ik heb daar
wel eens van geprofiteerd, maar ik hield altijd netjes mijn knoopjes
dicht. Nu blijk ik daarmee tuttiger te zijn geweest dan de meeste
van mijn zusters.
Als extreem voorbeeld van de decolleté-discussie nog even
ons emancipatie-rolmodel Angela Merkel. Als bondskanselier heeft
zij de absolute top bereikt. Daarbij heeft ze nooit haar uiterlijk
of charme ingezet, maar alleen haar hersens en haar grote mond.
Ze zag er altijd uiterst ingetogen, maar wel stijlvol uit, zelfs
bij feestelijke gelegenheden. Nu voelt ze zich vrij om als verrassing
haar prachtige boezem aan de wereld te tonen. Zo kan het dus ook.
Marianne Bernard, De Leunstoel, April 2008
Lubbers-handjes
Vroeger, toen ik nog op de HBS zat, bestond seksuele intimidatie
niet. Een meisje dat in verwachting raakte moest van school af.
Ze was een ‘sloerie’, zei mijn moeder. De tekenleraar,
die haar had bezwangerd, bleef gewoon op school. Het werd niet
eens een schandaal.
Ook later, toen ik ging werken, kon je je als vrouw beter koest
houden tegen mannen die dachten dat ze zich alles konden permitteren.
In de bibliotheek moest een man altijd net voor je langs op borsthoogte
iets uit de kast halen. Stond je op een krukje om een boek van
de hoogste plank te pakken, dan moest die man net iets op de onderste
plank zoeken. Je wist dan zeker dat hij probeerde onder je rok
te kijken. Je haalde het niet in je hoofd om iets tegen zo’n
man te zeggen. Dat zou je wel eens je baantje en je goede reputatie
kunnen kosten. Hooguit fluisterde je iets tegen een collega, die
dan meewarig zei dat mannen nu eenmaal zo zijn.
Nu leven we gelukkig in andere tijden. Als een man al zoiets zou
proberen kun je om te beginnen een dreun geven, of een grote mond.
Maar de meeste mannen piekeren er niet meer over. Vrouwen hebben
de wet aan hun kant: niet de vrouw, maar de man kan zijn baan,
wellicht zijn carrière verder vergeten.
Het is alweer een jaar of tien geleden dat er een lijstje van
‘ongewenste overtredingen’ in de Volkskrant stond,
met ‘boetes’ erbij. Handen in de taille: zoveel boete,
handen op de billen: zoveel boete, et cetera, eindigend met ‘het
doen’: tienduizend gulden boete. Ik had dat lijstje destijds
op het prikbord boven mijn bureau gehangen. Een zakenrelatie die
vaak over de vloer kwam, boog zich voorover om het knipsel te
lezen en terwijl hij dat deed, gleden zijn beide handen aan weerskanten
onder mijn trui. ‘Dat is dus vijfduizend gulden boete’,
zei ik monter. ‘Hoezo?’, vroeg hij. Hij had de hele
aanraking op de automatische piloot gedaan. Het idee dat het hier
om seksuele intimidatie ging was nog nooit bij hem opgekomen.
We kennen er allemaal wel een paar. Op ieder kantoor, in elke
vriendenkring, lopen ze rond. Ze hebben geen besef, laat staan
controle over hun handjes. Ze hebben van die ‘Lubbers-handjes’.
Het hangt er soms nog een beetje van af hoe goed ze je kennen,
maar aanraken, al dan niet met stoute bedoelingen, is voor sommige
mannen heel normaal. En dan proberen ze gewoon hoe ver ze kunnen
gaan. Soms proberen ze ook je te zoenen. Als ik dan zeg: ‘Hé,
wat denk je wel?’, is het antwoord: ‘Bert is toch
in de keuken.’
De kwestie-Lubbers is inmiddels weer op raadselachtige wijze de
wereld uit.
We zullen het nooit weten. Ik las in een buitenlands blad wat
hij precies gedaan zou hebben: niet alleen had hij met zijn handen
haar billen (zogenaamd vriendschappelijk) aangeraakt, maar ook
nog eens lekker tegen haar aan staan rijden. Je kunt je voorstellen
hoe het gegaan is. Ze zei: ‘Stop ermee.’ Hij zei:
‘Waarmee?’ En ging vrolijk verder. Tot ze dacht: nu
pak ik je terug. Met alle treurige gevolgen van dien.
Lubbers deed gewoon zoals hij altijd al in Den Haag had gedaan. Niets
bijzonders dus (dat zei hij zelf ook), dus hersenloos en op de automatische
piloot met zijn handjes vrouwen beetpakken. Daar was hij tot nu toe altijd
mee weggekomen, doordat de meeste vrouwen het gewoon zielig (pathetic)
vonden, maar geen kwestie om naar de rechter te stappen. Hij was kennelijk
even vergeten dat je in het buitenland beter moet oppassen en nadenken.
Zijn we in al die jaren een stap verder gekomen? Vrouwen misschien,
die laten zich niet meer een-twee-drie intimideren. En de wetgeving
is aangepast, dus we hebben (in theorie) een poot om op te staan.
Maar mannen? Ik ben bang dat onze jagers voor altijd en eeuwig
in het stenen tijdperk zijn blijven steken.
Marianne Bernard, De Leunstoel, December 2004
What Would Jackie Do?
‘What would Frank do?’, is voor
echte mannen aan de bar altijd het devies bij lastige kwesties
over vrouwen, geld, of als ze zich anderszins in de nesten hebben
gewerkt. Wie Frank is, weet iedereen: Frank Sinatra, ook wel liefdevol
Francis Albert genoemd (door Tony Soprano bijvoorbeeld). Er zijn
zelfs armbanden (voor mannen!) met deze tekst erop, om ze er steeds
aan te herinneren.
Voor vrouwen bestond tot nu toe niet zo’n voorbeeld. Je
had Maria, maar die leek een beetje vaag als rolmodel. Nu is er
gelukkig het boek ‘What Would Jackie Do?’.
Jackie is natuurlijk Jackie Kennedy, de vrouw van president John
F. Kennedy, die in 1963 werd vermoord. Zij was een echte lady.
Een rolmodel voor velen in haar tijd.
Ze werd geroemd om haar excellente gevoel voor stijl, zowel op
het gebied van mode als wat manieren betreft.
In het boek wordt vooral ingegaan op wat Jackie Kennedy deed,
niet zozeer op wat ze zou doen. Toch staat het vol met handige
tips en curieuze raadgevingen. De ondertitel luidt ook: ‘An
Inspired Guide to Distinctive Living’.
Over mode:
Een vrouw is ‘goed gekleed’ als mensen zeggen: ‘Ze
zag er prachtig (heavenly) uit, maar ik kan me niet precies herinneren
wat ze aan had.’
Als je moeite hebt met kiezen wat de beste jurk of het beste pakje
is: kies voor de mooiste stof (zijde of kasjmier). Zorg dat het
irresistible aanvoelt.
Pas op met te korte jurken of rokken: je moet er netjes mee kunnen
zitten. Bij het decolleté: laat wat te raden over, dat
is sexier. Als je man het mooi vindt, kijk dan even of het niet
te bloot is. Zo nee, doe hem een plezier en hou rekening met zijn
smaak. Houdt hij niet van bloemetjesprint, helaas, dan draag je
effen stoffen. Maar probeer wel een beetje op te vallen. Als je
eruit ziet zoals iedereen is er ook iets mis.
Als je moeder het mooi vindt – of, erger, enthousiast is
– kijk nog eens kritisch: klopt alles wel?
Jackie had zelfs een anti-rolmodel: als iemand van het Britse
koningshuis zoiets draagt, is het niet geschikt voor mij. (Dit
was lang voor de Diana-tijd.)
Ze droeg in huis wel gemakkelijke kleding, zoals capri-broeken
(die nu weer in de mode zijn, maar toen als zeer informeel golden),
maar nooit in het openbaar. Als er destijds jogging-pakken waren
geweest, had ze er vast wel in rondgelopen maar nooit buiten de
deur. Never.
En ze wist: Een vrouw van de wereld kent de internationale maten:
de Europese, de Engelse, de Italiaanse, en ook de schoenmaten
in diverse landen.
Over haar leefstijl:
Jackie deed haar leven lang aan de lijn, maar ze volgde nooit een dieet.
Ze deed wat we nu een soort South Beach-dieet zouden noemen. Daarnaast
ging ze gewoon elke ochtend op de weegschaal staan. Ze mocht van zichzelf
nooit meer dan 130 Amerikaanse ponden wegen, bijna 60 kilo. Woog ze meer,
dan veroordeelde ze zichzelf tot een meedogenloos regime van sla en bouillon,
tot het gewicht weer in orde was. Ze at nooit een toetje, maar snoepte
een hapje met haar lepeltje bij een tafelgenoot en zei dan: ‘How
wonderful.’
Er zijn een paar prachtige boeken geschreven over de diners en
feesten die ze in het Witte Huis organiseerde. Ze had veel ideeën
over hoe het hoorde bij grote en kleine etentjes.
Over mannen en vreemdgaan:
Ze dacht dat mannen het vreemdgaan in hun DNA hadden zitten, dat
ze dat nu eenmaal niet konden laten. Daarom verdroeg ze het en
leed in stilte. Je moest jezelf ver daarboven verheven voelen.
Dat gaf haar een grote waardigheid. Ze zou het geklaag van prinses
Diana – uit de school klappen! – zeker hebben afgekeurd.
Op het werk:
Laat je mannelijke collega’s niet merken hoe slim je bent.
Spreek hun (mannen)taal. Maar praat zacht, dan moet een man om
je te verstaan zich naar je toe buigen en maak je jezelf interessanter.
Verder staan er in het boek tips en ideeën over geldzaken
en hoe je altijd het juiste en meest tactische moet zeggen. En
er wordt gespeculeerd over hoe ze in het elektronische tijdperk
zou leven. Zou ze op het web shoppen? (Ja.) Naar porno kijken?
(Ja, maar onder een andere naam.) Zou ze e-mails en brieven beantwoorden
per e-mail? Ja, maar ze zou ook nog steeds briefjes met de hand
schrijven.
Maar toch, als je ziet hoe vreselijk correct haar leefregels waren,
ga je twijfelen of je haar nog wel zo’n sympathiek voorbeeld
vindt. Zou je werkelijk op haar willen lijken? Is het allemaal
niet té? Te netjes, te ingehouden, te fatsoenlijk, te bescheiden
en nooit emoties tonen, nooit haantje de voorste spelen. Kortom,
veel te tuttig. Maar was ze echt wel zo?
Op een beslissend moment in haar leven, namelijk toen JFK succes
kreeg in de politiek, vroeg Jackie advies aan Diana Vreeland,
destijds hoofdredactrice van de Amerikaanse Vogue. Ze
stuurde haar een handgeschreven briefje, waarin ze om hulp vroeg
over ‘clothes’. Diana Vreeland beval haar ontwerper
Oleg Cassini aan, and the rest is history.
Ze zouden altijd bevriend blijven: Jackie Kennedy en Diana Vreeland,
de vrouw die placht te zeggen: ‘Vulgair – hoezo? Het
kan niet vulgair genoeg!’
Ik vermoed dat het misschien stiekem wel meeviel met de keurige
tuttigheid van Jackie Kennedy.
Shelly Branch & Sue Callaway: What Would Jackie Do? Gotham
Books, New York, 2006.
Marianne Bernard, De Leunstoel, October 2007
De man als lustobject?
Rond de kerstdagen ontvingen wij niet alleen papieren
maar ook elektronische kerstkaarten. De meeste waren van het gewone
genre: huisje met boom in de tuin en rendier met arreslee. Klik
je op het huis dan gaat de buitenverlichting aan (zoals in mijn
favoriete Chevy Chase-kerstfilm). Klik je op het rendier dan hoor
je arreslee-muziek. Klik je op de boom dan gaan kaarsjes aan en
dansen er eekhoorntjes omheen et cetera.
Maar één kaart viel erg uit de toon en zorgde bij
ons thuis voor veel flauwe grappen: het was een simpele kaart
met alleen een kerstboom erop en daaronder twee cadeautjes:
for him en for her.
Klikte je op het pakje for him, dan ontpopte zich een
schermvullende foto van een ‘lekker stuk’: een blond
meisje in kerstmannenpakje ter grootte van een bikini. Het stond
niet ter discussie: iedereen vond dit een lekker stuk.
Nu was ik uiteraard heel benieuwd naar het cadeautje for her.
Zou er ook een eenduidig plaatje te bedenken zijn van een mannelijk
‘lekker stuk’? Zouden ze een blonde adonis hebben
uitgekozen, zoals laatst nog in Sex And The City te bewonderen
was, of zouden ze een stevige donkere bodybuilder-achtige toy
boy hebben gekozen, of de man uit de Pepsi-Cola commercial?
Toen ik op mijn pakje klikte verscheen er een foto van een luxe
pannenset. Dat was het kerstcadeautje for her. Nou moe.
Ik was niet alleen teleurgesteld en gefrustreerd, ik voelde me
ook tamelijk beledigd door deze onderschatting van de vrouwelijke
fantasie. De betekenis leek zo’n beetje: de vrouw heeft
maar één recht en dat is het aanrecht. Vernederend
voor de geëmancipeerde vrouw dus. Of was dat nou juist de
humor? Bij ons thuis (man, drie zonen en ik) kwamen we er niet
uit.
Nu lees ik in NRC Handelsblad (zaterdag 17 januari 2005) hoe Beatrijs
Ritsema uitlegt dat het ‘lekkere stuk’ voor de vrouw
juist niet bestaat. Vrouwen zouden mannen niet als lustobject
bekijken. Beatrijs beschouwt de geur van zijn jasje of een gedeelde
sigaret als erotisch het meest prikkelend. Hier heb je nu de echte
verwarring: wat hier door elkaar wordt gehaald is partnerkeuze
en seksuele verlangens van de vrouw.
Met je partner kun je momenten van groot geluk beleven. Je partner
is immers ook je beste vriend, je maatje, je stilzwijgende bondgenoot.
Niets kan de gelukzaligheid overtreffen van allebei met een boek
op een terrasje zitten met een kopje koffie. Dat is de harmonie
die je kunt bereiken door de juiste partnerkeuze. Binnen zo’n
relatie kan seksuele intimiteit ook een rol spelen. Dat staat
volkomen los van het idee dat je als vrouw ook gevoelig kunt zijn
voor een andere aantrekkelijke man.
Denk als voorbeeld maar weer aan de Pepsi-Cola man of inderdaad
aan Björn Andresen, de veelbegeerde jongen uit de film Dood
in Venetië. Precies zoals Germaine Greer het bedoelt: de
man als lustobject om met groot genoegen naar te kijken en van
het plaatje te genieten, al dan niet met seksuele fantasieën
erbij. (Misschien wel net zoals homo’s naar mooie mannen
kijken.)
Dat ik daar niet alleen in sta, blijkt keer op keer wanneer ik
met vriendinnen naar een zogenaamde chickflick (een typische vrouwenfilm)
ga. Als Hugh Grant opkomt ontstaat er spontaan gejoel, gelach
en geklap in de zaal. Al die vrouwen weten dat hij het lustobject
is – daarom zijn ze ook juist naar deze (middelmatige) film
gegaan, maar ze nemen hem geen seconde serieus. Er bestaat geen
enkele twijfel over: hij is niet de beoogde levenspartner, hij
is het lustobject.
Marianne Bernard. De Leunstoel, Januari 2005
Linda oh Linda
De verhalen over Linda de Mol – volgens De Telegraaf bood
zij een pas gescheiden vriendin tijdelijk onderdak en troost en
werd haar man verliefd op die vrouw – hebben bij mij oude
wonden opengescheurd uit mijn eigen verre verleden.
Ik was pas getrouwd met mijn eerste echtgenoot, we waren jong
en gelukkig en net verhuisd van een klein zolderkamertje naar
een mooie nieuwe flat. Op een avond ging de bel en voor de deur
stond een oude schoolvriendin van mij met in haar ene hand een
gitaar en in de andere hand een vuilniszak met kleren. Ze snikte
een beetje en het was nogal koud, ze was door haar vader het huis
uit gesmeten. Ik zei meteen: ‘Kom binnen, wij vangen je
wel op. Je kunt voorlopig bij ons blijven.’
In het begin was het heel gezellig. We trokken een fles wijn open en hoorden
al haar verhalen aan, over haar lover die niet wilde deugen,
over haar gereformeerde ouders die niets snapten en over haar plannen
om zangeres te worden.
Er werd muziek gespeeld, mijn man op de piano en zij op haar gitaar,
en intussen maakte ik eten. We waren een grote warme familie.
Dat ging zo een weekje goed tot ik natuurlijk in de gaten kreeg
dat het fout ging. Mijn vriendin was wat je zou kunnen noemen
een blonde stoot. Ze had lang, dik, blond haar en was volgens
mij een beetje te dik, maar dat kon je ook anders zien, als weelderig
of zoiets. Enfin, er begon al snel iets te broeien tussen mijn
man en mijn vriendin. Ik heb het maar kort aangezien en haar eruit
gegooid. Daar ging ze weer met haar gitaar en haar vuilniszak.
Hoewel hij lief en zachtaardig was, was mijn eerste man ook een echte
macho, een vrolijke vrouwenverleider. Hij hoefde er niet veel voor te
doen om dames te versieren, meestal was gewoon aan de bar zitten al genoeg.
Hij had er talent voor, maar zei altijd: ‘Ik doe toch niemand kwaad.
Je moet je geen zorgen maken.’ Meestal deed ik dat ook niet en kon
ik op tijd ingrijpen. Maar op den duur bleek hij een notoire vreemdganger.
The rest is history.
Bij dit soort toestanden komt altijd de vraag naar boven: Wie
is nou de schuldige? Wie had zich moeten beheersen? Wie heeft
wie verleid?
Had ik mijn vriendin destijds niet in huis moeten halen? De kat
op het spek binden, noemen ze dat. Had mijn man zich moeten inhouden
en moeten beslissen dat je als getrouwde man niet ingaat op verleidingen?
Of had zij hem niet moeten uitdagen en zich netter moeten gedragen?
Kunnen vrouwen geen echte vriendinnen zijn, maar zijn het eigenlijk
valse heksen?
Ik denk aan die arme Linda de Mol. De kranten staan vol theorieën
over de schuldvraag. Iedereen heeft het erover. Maar daar gaat
het helemaal niet om. Haar man had er niet op moeten ingaan –
dat is de kern van de zaak. Iedereen komt wel eens iemand tegen
op wie je ‘verliefd’ kunnen worden, maar dan ben je
helaas pindakaas getrouwd met een hele leuke vrouw en heb je hele
leuke kleine kinderen, dus dat kan niet doorgaan. Je weet dat
deze verliefdheid een (al dan niet seksuele) bevlieging is, die
enorme ellende tot gevolg kan hebben, dus je geeft er niet aan
toe. Zo simpel is het.
En als het onheil dan toch al is geschied, dat ze het hebben gedaan
en dat het is uitgekomen, dan moeten ze er gewoon onmiddellijk
een eind aan maken en oprechte spijt betuigen, en dan gaat die
vriendin de deur uit (vele jaren vriendschap helaas down the drain)
en lijm je samen met je man de brokstukken weer. Dan hoeft de
Privé er ook niet aan te pas te komen.
Maar hij moest zo nodig ‘verliefd’ worden, hij liet
het gebeuren. Dus werd het een ramp en is iedereen vreselijk ongelukkig
en ligt het leed ook nog op straat. Wat een sukkel, die man. Is
hij wel de liefde van Linda waard?
Marianne Bernard, De Leunstoel, November 2007
Emancipatie?
‘Emancipatieproces loopt achter bij streefcijfers.’
Aldus de kop boven het persbericht over de Emancipatie monitor
van het Sociaal Cultureel Planbureau. De kranten stonden er meteen
vol van. NRC: ‘Maatschappelijke macht krijg je niet in deeltijd.’
Elsevier: ‘Het ligt niet aan de mannen.’ Tja, waar
ligt het dan wel aan? En waar gaat het eigenlijk over?
Het persbericht: ‘De arbeidstoename van vrouwen is toegenomen
van 39 % in 1990 tot 55 % in 2003. Bijna de helft van de vrouwen
en mannen vindt in 2002 dat het gezinsleven er onder lijdt als
een moeder een volledige baan heeft, tegen een kwart in 1991.
In 1990 had de helft van de werkende vrouwen in Nederland een
deeltijdbaan, in 2003 is dit aandeel toegenomen tot 66 %. Het
aantal economisch zelfstandige vrouwen (met een inkomen van tenminste
70 % van het netto minimumloon), is gestegen van 25 % in 1990
tot 41 % in 2001.’
Dat zijn dus ‘teleurstellende cijfers’. We lopen achter
bij de streefcijfers, die hoger waren. Wat ze bedoelen is: in
andere landen werken ‘alle’ vrouwen fulltime, of zeker
een groter deel dan in Nederland.
Neem bijvoorbeeld Griekenland. Daar werken ‘alle’
vrouwen. De oma’s wonen bij hun kinderen in huis, ze passen
op de kleinkinderen, doen het huishouden en zorgen voor het eten.
Daar klopt al iets niet: zijn die oma’s geen vrouwen? In
Frankrijk idem dito: de oma’s passen op de kinderen. Maar
er ontstaat langzaam maar zeker een probleem als oma ook een baan
heeft. Uiteindelijk zal altijd iemand voor de kinderen moeten
zorgen. Is het echt de bedoeling dat alle kinderen vijf hele dagen
in de week van vroeg tot laat naar een crèche gaan? Het
zijn geen fietsen die je naar een stalling kunt brengen.
Ik zou het trouwens graag even in historisch perspectief willen
zien. Hoe lang hebben vrouwen eigenlijk kiesrecht? Hoe lang is
het al normaal dat we überhaupt werken?
Mijn man zegt voor de grap wel eens: ‘Alle ellende is begonnen
toen we ze leerden lezen en schrijven.’ (Onlangs riep een
imam dat zelfs nog in ernst.)
In de jaren zestig, toen ik mijn eerste baantje kreeg, was het
gebruik dat je ontslag kreeg als je ging trouwen. Mijn moeder
wist niet beter of een getrouwde vrouw werkte niet. Alleen de
vrouwen van mannen die heel weinig verdienden, moesten werken.
Dat was een beetje gênant. Kinderen van zulke moeders droegen
een touw om hun nek met de huissleutel eraan, de zogenaamde sleutelkinderen.
Nee, je zorgde er als vrouw wel voor dat je thuis met de theepot
zat te wachten als je kinderen uit school kwamen.
Natuurlijk werd het huishouden minder tijdrovend door ijskasten, wasmachines
en kleinere gezinnen (we kregen niet meer zeven of tien kinderen, maar
één of twee). Thuiszitten werd een beetje is this all
there is? Daarom gingen we in die tijd massaal werken, maar dat was
vooral voor de luxe, voor dure buitenlandse vakanties en om het eigen,
zelfverdiende zakgeld over de balk te kunnen smijten.
Pas daarna kwam het idee dat werk ook geestelijke voldoening zou
moeten geven en gingen we allemaal studeren. Logisch dat vervolgens
het idee van een echte carrière ontstond.
En nu zitten we met de gebakken peren. We willen alles en dat
lukt niet iedereen.
Heeft de Minister zelf geen moeder? Denkt hij echt dat iemand
onder de indruk is van zijn vergelijkingen met 1990 en zijn streefcijfers
voor de toekomst? Is hij vergeten dat je in de jaren zestig nog
een handtekening van je man nodig had om een bankrekening te openen?
Zijn we niet enorm vooruitgegaan de laatste veertig jaar?
We weten zo langzamerhand wel dat mannen als het erop aankomt nog in het
stenen tijdperk leven en zich deep down jagers voelen. Wie zegt
dat vrouwen ook niet stiekem nog oermoeders zijn, die het liefste het
veilige hol verzorgen en op de kinderen passen? Dat is immers de achtergrond
van het parttime werken. En als een man al een dag korter gaat werken,
wil hij gewoon swingend met de kinderwagen in het park wandelen, eventueel
zet hij nog iets te eten op tafel, maar echt meedenken in het huishouden,
dat moet je natuurlijk niet van hem verwachten. Kom nou! Nee, er zijn
grenzen. Een vrouw mag wel een baantje hebben, maar ze moet haar plaats
kennen.
Marianne Bernard, De Leunstoel, Januari 2005
Twee huizen
Deze zomer (2008) beleefden we twee droevige maanden: eerst overleed mijn
schoonmoeder en drie weken later stierf mijn vader. Zo werden wij in een
paar weken de oudsten van twee families – mijn schoonvader was al
in 2004 overleden en mijn moeder in 2006.
Het gevolg was ook dat we nu twee huizen moesten opruimen. Twee huizen,
van twee zeer oude echtparen. Ze waren allebei een paar jaar geleden weliswaar
al van hun echte huis naar een zogenaamde aanleunwoning gegaan, dus kleiner
gaan wonen, maar zelfs dan kun je jezelf nog met heel veel spullen omringen.
Mijn vader leefde nog steeds in het huis zoals het in de tijd van mijn
moeder was, vol met haar spullen, haar servies, haar kleren en toiletfrutsels,
haar keukenspullen, de door haar zelf geborduurde tafelkleden, de kanten
kleedjes en zakdoekjes, en de mooie lepeltjes die weer van haar moeder
waren geweest.
Het huis van mijn schoonmoeder stond al net zo vol met herinneringen,
mooie en lelijke spullen, tafeltjes en kastjes vol met antieke geslepen
glaasjes, tinnen kandelaars, kopjes en lepeltjes en ook de door haar geborduurde
tafelkleden en servetten.
Het is ongelooflijk wat mensen allemaal bewaren: brieven, kasboeken (van
meer dan zestig jaar, ieder jaar alle inkomsten en uitgaven, ieder dubbeltje
en kwartje, met de hand genoteerd en per week opgeteld), vakantie-albums
van veertig jaar reizen, foto-albums met ons onbekende families, ansichtkaarten,
dagboeken. Wat moeten we ermee? Het grootste deel zit nu in dozen met
het etiket ‘later uitzoeken’.
Het opruimen moest bovendien in grote haast. Je wilt nu eenmaal zo snel
mogelijk de huur opzeggen, dus zo’n huis moet leeg. De meubels,
wie wil die nog hebben? Is er nog een kleinkind dat een tafeltje wil?
Of de boekenkast? De boeken gaan grotendeels meteen naar de Kringloopwinkel,
waar ze ook al niet weten wat ze ermee moeten. Literatuur? Niets waard.
De kleren – wie wil die kleren? Iedereen die ze ziet (en ruikt)
huivert. Weg ermee, gooi alles maar in de Leger des Heils-container en
de rest in de vuilniszak. Ik heb van beide moeders nog één
karakteristiek jasje bewaard en voorlopig in mijn eigen zolderkast weggehangen.
Dat haal ik later wel eens tevoorschijn als de emoties wat zijn geluwd.
De keukenspullen kunnen ook grotendeels weg. Zowel mijn moeder als mijn
schoonmoeder had zeker de laatste tien jaar niet meer gekookt, maar de
pannen opruimen, dat was kennelijk een te grote stap. Alles was er nog,
zelfs de kapotte koekenpan van mijn schoonmoeder waar ze bij wijze van
steel een oude boomtak aan had vastgemaakt, vuurvaste ovenschaaltjes terwijl
in de aanleunwoning helemaal geen oven was, bestek uit 1940 voor een groot
gezin, keukenmessen, schepjes, kloppertjes.
En kookboekjes en -schriftjes. Mijn moeder kon vroeger heerlijk bakken,
haar cake was beroemd. We hadden grote verwachtingen toen we een schrift
met ingeplakte recepten vonden. Maar daar zaten alleen de uitgeknipte
voorschriften van Koopmans cakemeel in. Ze bleek alles altijd kant en
klaar uit pakjes gemaakt te hebben.
Mijn schoonmoeder was een erudiete, intellectuele vrouw, ze was zelfs
meester in de rechten en ze heeft in haar woonplaats nog voor de PvdA
in de gemeenteraad gezeten. Ze behoorde tot een geëmancipeerde stroming
die huishouden en koken als een onontkoombare plicht beschouwde –
dáár had je niet voor gestudeerd. Toch vonden we bij het
opruimen van haar huis een zelfgemaakt kookboekje met handgeschreven recepten
en knipseltjes uit de NRC. Ze kookte weliswaar altijd met een zekere tegenzin,
maar nu bleek hoezeer ze toch haar best heeft gedaan.
Ook waren er in beide huizen naaidozen en handwerkspullen. We vonden twee
bijna identieke prachtige houten naaikisten met daarin klosjes garen,
een kokertje met naalden, mooie schaartjes en vingerhoeden en bosjes haaknaalden.
Ook hadden ze allebei een houten, mooi bewerkte breinaaldenkoker met breinaalden
erin en natuurlijk dozen en zakjes vol met borduurzijde, wol en garen.
Ook vonden we in beide naaidozen een zogenaamd stop-ei, dat is een houten
eivormige bol die dient om sokken op te stoppen. Nu kunnen we ons dat
nauwelijks meer voorstellen, maar vroeger deden onze moeders dat gewoon
als je een gat in je kous had.
Zo hebben we niet alleen twee huizen opgeruimd, maar ook een tijdperk
afgesloten. Het was bovendien een leerzame ervaring. Tijdens onze (welverdiende)
vakantie daarna zei mijn man bij ieder vaasje of boekje dat ik dreigde
te willen kopen: ‘Koop het niet, bedenk dat de kinderen dat later
weer weg moeten gooien.’
Marianne Bernard
De Leunstoel, october 2008
Lyceum & museum
Ik herinner me nog goed hoe heerlijk het voelde toen ik, eind veertig,
een keer in een oude jas, met mijn bril op en zonder make-up, alleen naar
de bioscoop ging. Niemand keek naar me. Tot die dag was ik altijd een
‘stuk’ geweest, werd ik altijd overal door mannen aangesproken,
voelde ik me in mijn eentje nergens veilig. Nu hoorde ik er als ‘onzichtbare’
ineens gewoon bij. Wat een verademing, ik kon eindelijk gaan en staan
waar ik wilde, zonder te worden lastig gevallen. Die dag was helaas ook
in ander opzicht een keerpunt. Ik besefte dat ik soms nog wel ‘gezien’
wilde worden, een mooie vrouw wilde blijven. Voortaan moest ik moeite
doen om nog mee te tellen.
Tijdens de kerstvakantie heb ik drie boeken voor oudere vrouwen gelezen,
allemaal bedoeld als hart onder de riem om niet droevig te worden over
het voortschrijdende verval. Als ik er een lijn in probeer te ontdekken,
kom ik tot de verrassende conclusie dat ouder worden toch niet zo leuk
is.
Je kunt je nooit meer permitteren om zo maar een broek met een trui aan
te trekken, je haar in een staartje te doen, en hup op pad te gaan naar
nieuwe avonturen. Nee, je moet je bewust zijn van wat voor effect je bereikt.
Zie je er te ouwelijk uit, te tuttig, te damesachtig uit, dan doe je het
fout. Zie je er te meisjesachtig uit, te vrolijk of te jeugdig, heb je
een te korte rok aan, of een legging, of (foei!) een zomerjurkje zonder
mouwen, zodat je (hang)armen zichtbaar zijn, dan is het ook mis.
De dames-hulpboeken staan vol lijstjes: wat is verboden en wat kun je
beter wel doen, welke kleren kunnen wel of niet, welke sieraden (ja, daar
had ik nog nooit aan gedacht, daar kan ook iets fout gaan), smeer je te
veel of te weinig make-up op, te rode lippen, te veel (foute) oogschaduw.
Je wordt er doodmoe en droevig van wat je allemaal moet denken en doen
om er als oudere vrouw correct bij te lopen.
Emma Brunts boek Slecht nieuws voor iedereen spreekt mij nog
het meest aan. Ze vertelt gewoon over zichzelf en haar al dan niet mislukte
pogingen om nog mee te tellen. Er staan ook geen verbodslijstjes in. Soms
moest ik een beetje lachen, maar soms werd ik er ook heel verdrietig van.
De eenzaamheid druipt van iedere bladzijde. Maar de verhalen over de dood
van haar moeder en over haar ooglid-operatie zijn fascinerend en ondanks
hun droefheid bijzonder grappig.
Een kwestie van lef van Joyce Roodnat heet een stijlgids te
zijn en is inderdaad veel meer op uiterlijk gericht en daardoor oppervlakkiger:
gebruik geen anti-rimpel crèmes, maar wel vochtinbrengende. Minder
persoonlijk en misschien daardoor ook minder verdrietig, al word je ook
van dit boek niet vrolijk.
Heel treurig werd ik bijvoorbeeld van het verhaal over de met de jaren
steeds dikker wordende vrouwen. Daar valt wel iets aan te doen, namelijk
nooit meer snoepen. Onder het kopje ‘Niet doen’ volgt een
lijstje van lekkere hapjes die je nooit (echt nooit) meer zou moeten eten,
zoals pizza, frites, stukje kaas, stukje chocola. Zo wordt het ouder worden
wel heel erg zuur. En natuurlijk staat het vol schoonheidstips, zoals
het inmiddels al veelbesproken idee dat je je teennagels altijd zou moeten
lakken. Dat is volgens mij juist erg ongezond. De nagels moeten af en
toe bloot, in de frisse lucht, anders krijg je rare witte uitslag.
Ten slotte las ik ook How Not To Look Old van de Amerikaanse
Charla Krupp. Dat gaat alleen maar over uiterlijk, over de vreugde van
het optische bedrog. Een boek vol leuke plaatjes en lastige lijstjes.
Ze pakt het hard en streng aan. ‘Forget aging gracefully, aging
sucks.’ ‘We’re going to fight aging – and we’re
going to look great doing it.’ Met een nieuw pakje, de juiste
roklengte en de juiste bril kom je al een heel eind.
Zelf heb ik juist altijd gedacht dat ik later, als ik oud ben (nu dus
zo’n beetje), een leuk en ontspannen leventje van ongekende vrijheid
zou beginnen, weer eens lekker een stukje taart eten of een cigaretje
roken. Op mijn zestigste verjaardag zei ik: ‘Nu hoeft niets meer,
maar alles kan nog.’
Maar ieder voordeel heeft zijn nadeel en dat geldt zeker voor vrouwen.
Je bent niet meer vruchtbaar en daarmee ben je uitgeschakeld als lustobject
– zeggen ze. Maar je kunt rustig spelen dat dit allemaal niet waar
is. ‘Van achteren lyceum, van voren museum’ is een flauwe
grap, negatief bedoeld, maar voor mij een geuzenspreuk. Zo wil ik juist
wél zijn.
Soms loopt een man mij fluitend voorbij en zegt dan: ‘Sorry, mevrouw.’
Wat hij bedoelt is dat hij bij de lyceumkant nog oh la la-achtige plannen
had, maar zich bij het zien van mijn gezicht heeft bedacht. Ik vind dat
buitengewoon komisch en ik zal er zo lang mogelijk als lyceum & museum
proberen uit te zien. Lekker in een kort rokje of shortje lopen als het
warm is, of in een strakke spijkerbroek als ik er zin in heb.
Emma Brunt: Slecht nieuws voor iedereen – Over het ongerief
van ouder worden. Meulenhoff.
Joyce Roodnat: Een kwestie van lef – Stijlboek voor vrouwen
tussen de 40 en de 60+ . Pandora.
Charla Krupp: How Not To Look Old – Fast And Effortless
Ways To Look 10 Years Younger, 10 Pounds Lighter, 10 Times Better. Springboard
Press.
Marianne Bernard
De Leunstoel, januari 2009
terug naar Home
terug naar Home
|